Met zijn grote geveerde bladeren en witte bloempluimen is de Geitenbaard een prachtige vaste plant voor de schaduwborder. Lees hier hoe u deze plant correct kunt planten en te verzorgen.
Herkomst, Groei & Blad
Aruncus is een plant uit de rozenfamilie (Rosaceae). Deze is te vinden op het hele noordelijk halfrond op de gematigde breedtegraden, waar het zich gedeeltelijk heeft verspreid door tuincultuur. Geitenbaard komt vooral veel voor bij lage gebieden, langs beken en aan de randen van bossen. In de Alpen groeit het tot hoogtes tot 1.500 meter.
Deze statige, langlevende en winterharde schaduw vaste plant groeit breed en bereikt een hoogte van maximaal twee meter in de bloeiperiode. Alleen al de witte tot crèmekleurige bloempluimen vormen hier een kwart van. De Geitenbaard vormt een korte maar krachtige wortelstok, waaruit steeds weer nieuwe scheuten groeien. De stengels zijn onvertakte en gelamineerd in het onderste gebied. Op de optimale standplaats kan de plant enkele decennia leven.
De donkergroene bladeren van de Geitenbaard worden tot een meter lang en zijn drie- of vijfdelig. De individuele geveerde bladeren zijn ovaal met een lange punt en gekartelde randen. Ze bevatten kleine hoeveelheden blauwzuur.
Bloei, Standplaats en Verzorging
De tot 30 centimeter lange, witte bloempluimen verschijnen tussen juni en juli. Tot 10.000 individuele bloemen, ongeveer drie millimeter groot, zitten dicht bij elkaar. Aruncus is tweehuizig (de alternatieve Latijnse naam "dioicus" betekent "biseksueel"), waarbij de mannelijke bloemen statiger zijn dan de vrouwtjes. Terwijl de vrouwelijke bloemen zuiver wit zijn, verschijnen de mannelijke in een roomwitte tint. Bijen, vliegen en motten bezoeken graag de bloemen. In de meeste gevallen zijn de bloemen nog steeds een zeer decoratief element in de tuin, zelfs nadat ze zijn uitgebloeid.
De optimale plek voor de Geitenbaard is op een vochtige, schaduw- tot halfschaduwrijke plaats. Als je een humusrijke en vochtige tuingrond hebt, kun je de Geitenbaard ook op een zonnige plek planten.
Aruncus is absoluut gemakkelijk te verzorgen. Alleen mag het niet uitdrogen, dus de vaste plant moet in de zomer van tijd tot tijd worden bewaterd. Een toegift van compost in de herfst en het voorjaar voorziet de grote bosplant van alle belangrijke voedingsstoffen. Deze snoeitolerante vaste plant kan gemakkelijk af en toe wat bloempluimen afstaan voor de bloemenvaas. In het voorjaar kunnen de dode plantendelen dicht bij de grond worden teruggeknipt. Als je zelfzaaien wilt voorkomen, snoei je de Geitenbaard al in de herfst terug.